
Ik houd van yoga. Echt. Al heeft me dit tien jaar van mijn leven gekost om dit met een geloofwaardig gezicht te zeggen. Ik kan eindelijk een fatsoenlijke ‘downward dog‘, de magnus opus onder de yoga-posities. Je strekt je uit in een driehoek, met je hielen naar achteren en je handen zover mogelijk naar voren. Ik dacht dat de yogajuf het over een ‘downward duck’ had; de lerares had een niet al te beste Engelse uitspraak en ik vond al die dieren en krijgers maar verwarrend.
2010 – Mijn nieuwsgierigheid naar de hype, en of er wellicht een yoga’s high als beloning was, won het van mijn spierpijn. En nog groter was mijn competitiedrang. Bij de shavasana (ontspanningsstand) wilde ik als eerste in slaap vallen. Bij de ‘krijger-pose’ wilde ik evenwichtig overkomen en bij ‘the childpose’ zo kinderachtig mogelijk. Ik keek via mijn derde oog naar mijn buren en werd geïrriteerd als ik zag dat er een flexibele Aziatische yogi naast me stond die net afkwam van een Cirque du Soleil-auditie. Nog erger was die knappe man voor mij met zijn wasbord die als warming up een paar tantristische schouderstandjes deed.
2012 – Ik wilde uitblinken als een Nederlandse schaatser op de Winterspelen. Dat ik verkeerd ademhaalde maakte niet uit. Waar de lerares zei: ‘in acht tellen uitblazen’ was ik bij drie al klaar. Alsof het een Coopertest was: voordat het piepje ging was ik allang aan de overkant. De les aan één iemand opdragen? No way! Overperformen was mijn maatstaf, dus dat toewijden kon ook aan twee of drie mensen. Zo lang ik extra energie en kracht in de poses uitstraalde vond de universum dat vast prima.
2014 – Ik leerde om te gaan met ongeplande, uitgaande energie. Als er onverwacht lucht kwam uit een van mijn achterste chakra’s, koos ik voor de ‘downward poker facing dog’ waarbij ik naar beneden keek alsof er niets was gebeurd. De geur verspreidde zich subtiel door de zaal met langs de onschuldige witte muren.
2016 – Bipolaire conversaties namen het over in mijn hoofd tijdens de shavasana. Het had meer om handen dan een buurtborrelpraatje. Yin Sanne: ‘Je moet nu aan niets denken.’ Yang Sanne: ‘Ook niet aan boodschappen en een warme douche straks?’ Ying: ‘Nee.’ Yang Sanne: ‘Je bent zo streng voor me. Ook die gedachtes mogen er zijn toch? Ik dwaal af naar gisteravond. Zijn er foto’s dat ik achter die DJ-booth stond? Yin Sanne: ‘Kanis, concentreer je nou! Vijf minuten, hoe moeilijk is het!’
Adem in, adem uit..
2018 – De rust in de zaal, de ranzige Rituals-wierook, de serieuze blikken van mijn klasgenootjes alsof ze een VN-conferentie bijwonen: ik omarm het ten volste. De verre van flatterende Hema-joggingbroek en mijn competitiedrang zijn verdwenen. Ik gluur niet naar de buren. Ik draag de les ‘slechts’ op aan één iemand, degene die het nu het hardste nodig heeft. Geen performance metrics en battles meer. De enige strijd die ik voer is die tussen geest en lichaam: ze battelen voor hoe onwijs yin en yang ze samen zijn.
Winnaar van ‘Lezerscolumn van de dag’ in Metro, 8 maart 2018